Plek in de kinderij
Vandaag is het de dag van het middelste kind. Het kind dat lijdt aan het zogenaamde “middelste kind syndroom” of dat het “sandwichkind” wordt genoemd. Het kind dat er eigenlijk een beetje tussen hangt.
Als middelste kind doe je nooit dingen voor het eerst en ook niet voor het laatst. Een frustrerende positie als je het zo bekijkt.
Je plek in de kinderrij kies je niet. Je wordt gewoon geboren als de oudste, de middelste of de jongste.
Oudste, middelste of jongste?
De plek die een kind inneemt in de kinderrij heeft invloed op de dingen die je meemaakt en je persoonlijke ontwikkeling. Een oudste kind ervaart dezelfde situaties anders dan de jongere kinderen. Omgekeerd geldt dit ook.
Als oudste ben je een tijdje enig kind geweest en was er onvoorwaardelijke aandacht voor jou. De komst van een tweede kind kan verschillende gevoelens en gedrag bij het oudste kind teweeg brengen.
- Angst: “Papa en mama vinden mij niet meer lief en hebben daarom een nieuw kind”
- Boosheid en schuldgevoelens: “Ik mag niet boos zijn op de baby en ik moet de baby leuk vinden, want de baby doet mij toch niks?”
- Bewijsdrang: “Kijk eens wat ik al kan, knap he?” Vooral op motorisch en verstandelijk gebied, daarin is de oudste eenmaal verder dan de jongste.
- Terugval en nadoen van de baby: tegenover het bewijzen van wat hij al kan, doen ze zich soms ook onhandiger en kleiner voor. In sommige gevallen gaat het oudste kind het jongste kind na doen. Misschien hoopt het op deze manier dezelfde aandacht en verzorging als de baby te krijgen.
Als tweede kind is het vanzelfsprekend dat er nog een kind in het gezin is, over het algemeen ziet hij zijn oudere broer niet als een “gevaar”. Als er nog een kind komt, wordt het tweede kind ineens de middelste.
Middelste kinderen kunnen kampen met het gevoel “niks” te zijn, ze voegen niets nieuws toe aan het gezin. Dit is vaker te zien in gezinnen met kinderen van dezelfde sekse.
Middelste kinderen kunnen hun best doen om zich te ontworstelen aan de druk die ze kunnen voelen van hun broers of zussen. Vaak speelt de ander aftroeven een rol in hun doen en laten. Daarnaast lijken middelste kinderen veel bezig te zijn met hun gedrag:
“Hoe word ik net zo goed en slim als mijn broer?” “Of hoe ben ik net zo schattig als mijn broertje?”
Met het oudste en jongste kind hebben ouders vaak gemakkelijk een speciale band. Alles wat het oudste doet is verrassend en nieuw. Bij de jongste geldt bij ouders vaak het besef dat dit het laatste kind is wat ze samen zullen opvoeden.
Soms moeten ouders bewuster op zoek gaan naar iets om een eigen relatie met het middelste kind op te bouwen.
Vergelijken
Broers en zussen, niet alleen de middelste, vergelijken zich met elkaar. Onbewust doen ouders dit ook.
Ouders zien hun kinderen nooit helemaal los van elkaar. Dat lijkt ook vrijwel onmogelijk. Zeker als de kinderen relatief kort na elkaar geboren worden (binnen de 2 jaar), is de kans groter dat ouders het ene kind zien in het perspectief van de andere.
Bijvoorbeeld, Sem kan heerlijk alleen spelen met zijn lego. Guus houdt ervan om rond te rennen en overal op te klimmen. Hem kan het niet wild genoeg zijn. Door het rustige karakter van Sem lijkt Guus extra druk. Guus wordt gezien in het perspectief van Sem. En wordt al snel bestempeld als het “drukke” kind.
Verschillen in aanpak
Het ene kind zien in het perspectief van het andere zorgt ervoor dat de oudste vaak wordt gezien als het kind dat al zoveel kan. Tegenover het jongere kind dat nog maar zo weinig kan. In de praktijk blijkt dat de aanpak van ouders bij oudere kinderen meer gekenmerkt wordt door stimulatie tot zelfstandigheid “Toe maar, dat lukt jou wel”.
Bij jongere kinderen wordt vaak meer uit handen genomen. “Doe maar niet, daar ben je nog te klein voor.” De aanpak van het jongste kind wordt meer gekenmerkt door afremming van de zelfstandigheid.
Kinderen onderling
Broertjes en zusjes zijn belangrijk voor elkaars ontwikkeling. Met de komst van een broertje of zusje doet ook vaak rivaliteit zijn intrede. Het oudste kind kan zich afgedaan of ingeruild voelen voor een jonger broertje of zusje dat alle aandacht opeist. Of de middelste die het gevoel heeft “niks” te zijn.
Tips
Hoe ga je om met rivaliteit en help je ieder kind zijn eigen plekje veroveren in jullie gezin?
- Ieder kind is uniek, behandel ze ook zo. Geef ze de aandacht, tijd en liefde die past bij hun individuele behoefte. Bijvoorbeeld als ze vragen wie je het liefst vindt: “Ik vind jou lief om wie je bent. Er is maar één Juul met haar prachtige blauwe ogen die zo heerlijk kan giechelen.”
- Help oudere kinderen omgaan met de negatieve gevoelens die ze kunnen hebben t.o.v. broertjes / zusjes. Door gevoelens te erkennen (Je vindt het vervelend dat ik zoveel met de baby bezig ben), verwoord wat het kind wil (Je vindt het niet leuk dat de baby er is, soms zou je willen dat ze er niet was), help ze gevoelens te uiten (Soms helpt het om te tekenen hoe boos je bent. Wil je een tekening maken?)
- Probeer erachter te komen waarom een kind iets zegt. Willemijne (de oudste thuis) zei n.a.v. een tv-programma dat ging over een kindje die zijn broertje was verloren. Dat zij het ook heel erg zou vinden als haar zusje dood zou gaan, de jongste dan. De andere maakte niet uit. Later bleek dat haar middelste zusje haar torens steeds kapot maakte en zij daar erg boos om was.
- Probeer elk kind ook individuele aandacht te geven. Dat kunnen kleine dingen zijn, zoals samen boodschappen doen. Of soms iets extra speciaals! Bijvoorbeeld een keer naar de bioscoop zonder dat er andere broertjes of zusjes mee zijn.
- Bij de komst van een nieuw broertje of zusje verandert er vaak een hoop. Probeer daarom de vaste routine zoveel mogelijk hetzelfde te houden. Op deze manier is de impact een stuk minder.
[hr]
Bronnen:
- Kleine ontwikkelingspsychologie deel 1: Het jonge Kind (2002) R. Kohnstamm
- How2talk2kids: Broers en zussen zonder rivaliteit. (2012) A.Faber & E. Mazlish
Fotocredit
- audi_inspiration, via Flickr